Nieuws

Denksportgezelligheid troef in Roermond

Geplaatst op 14-04-2008

door Frank Verdel

Schakers en dammers draaien bord om
Denksportgezelligheid troef in Roermond

De strijd aanbinden met de helden van de vierenzestig velden. De handschoen opnemen tegen de jongens van de honderd ruiten. Schaakclub versus damclub. Twee rapidpartijen, in elke discipline één. Om de debutanten van de andere denksport tegemoet te komen wordt gespeeld met voorgift. De dammers met twee schijven minder en de schakers aan de start zonder het paard op de damevleugel. Een gouden formule om eens heerlijk interdisciplinair te denken, de vertrouwde strategische ideeën en tactische manoeuvres over en weer te vergelijken en de krachten te beproeven met minder vertrouwde houten stukken dan wel schijven.

Voor aanvang natuurlijk de denksportbroeders even gescheiden. Van de andere kant onderzoekende blikken. Een gezellige nervositeit, een aftastend gelach. De eerste helft van de wedstrijd spelen de dammers een thuiswedstrijd, de tweede helft de return tegen de jongens van het pionneke. Als dammer natuurlijk prettig om ‘even’ de winst te pakken en te gaan oogsten in de tweede partij. Maar als er plaatsgenomen wordt achter het bord voor de eerste partij, toch even een moeilijk psychologisch moment!

De smalle basis van de dammer
Willy Okrogelnik, de veelvoudige kampioen van Roermond zit naast me. Hij staat net zo slecht als ik. Er ontbreken twee schijven en dat is, laten we maar voorzichtig formuleren, een beetje onwennig. Willy speelt zijn eerste zet en ik besluit te openen met een pauze. Eerst een drankje halen, alvorens de verloren positie in me op te nemen. De aanpak van de overkant is zo simpel, zo weet ik. Centrum pakken, compact houden en ruilen maar. Gelukkig betreedt mijn opponent meteen randvelden en op de vierde zet krijg ik al de kans een schijf terug te winnen. Ik combineer licht naar het randveld 15 en de schaker voelt zich ongemakkelijk bij deze indringer. Een paar zetten later verzucht hij: ‘Die schijf, die is wel lastig.’ – ‘Een doorn in het vlees!’, riposteer ik. Na ampel beraad waagt de schaker te vragen: ‘wat moet ik doen?’ – ‘Dat moet je nooit aan je tegenstander vragen’, is mijn antwoord. ‘Maar ik doe het toch: Moet ik die lastige schijf laten staan, of moet ik deze met een offer verwijderen?’ Ik adviseer het laatste en spoedig weet ik de stand in materieel opzicht gelijk.
Op het bord naast me zie ik dat Willy ook materiaal ‘teruggewonnen’ heeft en bovendien is de vijandelijke stand netjes in tweeën gespleten. Ik weet: de damheld van Roermond gaat twee punten pakken. En zeker als zijn tegenstander met prachtig Duits accent jammert dat hij helemaal ‘afgeslacht’ wordt. Hij is reeds volledig ingepalmd en nipt berustend aan een stevig glas Belgische weelde. Ook Willy doet een duit in het spirituele zakje en rap daarna zetten de twee geestverwanten hun avond voort aan de bar.
Mijn eigen partij verloopt voorspoedig. De flankaanval is solide en het terrein in mijn voordeel. De zwartspeler zoekt immer zijn heil aan de rand en ik vind de weg naar dam middels het zetje van Weiss. (Voor de schakers: De Franse dammer Isodore Weiss was de eerste ‘officiële’ wereldkampioen dammen; de equivalent van Wilhelm Steinitz zogezegd.) Na deze bescheiden combinatie staakt de schaker de strijd en gunt zichzelf het genoegen van een goed glas tripel. We kunnen ons opmaken voor de tweede helft.

Het eenzame paard van de schaker
De rollen zijn omgekeerd. Nu de strijd met minder bagage maar met meer materiaal. Ik zie onwennige gezichten aan de overkant. Er gaapt een gat op de witte damevleugel. Ik geniet even van de aanblik en wacht op wat komen gaat. Na een paar zetten voel ik reeds druk op mijn koningsvleugel. Ik gebruik mijn tijd en probeer de dreigingen te ontzenuwen. Pionnenketens bouwen, lichte stukken ontwikkelen en… ruilen maar! Maar het is makkelijker gezegd dan gedaan. Toch lukt het me tot afruil van een licht stuk te komen en de druk op mijn koning wat te verlichten. Een witte loper waagt zich ver naar voren en ik zie dat ik kan nemen. ‘Foutje bedankt!’, mompelt mijn tegenstander. Twee stukken voor, nu mag ik niet laten lopen. Maar de zware witte stukken staan actiever opgesteld en ik overzie een listige pionzet van wit. Tactische verwikkelingen ontstaan en ik reken door. Ik vind niet beter dan ten koste van een paard een aantal zware stukken van het bord te laten verdwijnen. Het middenspel van paard, toren en zes pionnen tegen toren en zes moet te doen zijn. Maar hoe aan te pakken? Terwijl ik de tijd neem, kolderieke taferelen aan het bord naast me. Willy Okrogelnik probeert zijn materieel voordeel te behouden, maar er gaat iets mis. Een tevreden Duitse stem klinkt:’Ach, ich hab mein pferdchen schon wieder zurück!’ En even later klinkt het luid: ‘Aber jetzt wird es interessant!’ Ik geniet van het schouwspel en raak even uit mijn partij. Maar als geroutineerd denksporter weet ik me terug te concentreren en vind een weg om af te wikkelen. Met elk nog twee minuten snel spelen. Want, promotie en matvoering zijn geen dagelijkse routines en ik speel snel mijn pion naar voren. Ik denk de koning naar f1 te dwingen, maar deze positioneert zich in de hoek. Ik trek het paard erbij en kijk in een opgelucht gezicht. Na een klein uur verloren te hebben gestaan is zijn remise veilig. De koning heeft geen veld en staat niet aangevallen. Een onvervalste patstelling. Jawel, ik ben in de val getrapt!
‘Deze partij was veel leuker!’ merkt Jos Lankrijer op. Ik geef hem gelijk, het slordige einde ten spijt. ‘Je hebt goed gespeeld’, luidt het compliment. Schaken is een prachtig spel!

In de huid van de ander
De derde helft wordt er over en weer nagepraat. Schijven en stukken worden opgesteld en nog menige partij gespeeld. Denksportpropagandist Joost Heltzel vraagt of ik tegen hem wil dammen. Ik geef hem twee schijven voor maar slaag er niet in gevaarlijk te worden. Joost heeft voldoende kennis, inzicht en routine om het karwei te klaren. Hij ruilt af en behoudt met speels gemak het materiële voordeel. ‘Met een schijf minder?’, vraagt hij.
Ik stel voor te schaken. Op mijn verzoek zonder klok en zonder voorgift. Ik vraag om commentaar en zo leer ik de kneepjes van het vak. ‘De zwakke schakel in de pionnenketen is de basis’, legt de Roermondse schaakmeester uit. Actieve en passieve lopers passeren de revue en ik zie hoe vijandelijke stukken soepel overgeheveld worden richting mijn koningsvleugel. Ik storm met mijn damepionnen naar voren en bereik strategisch overwicht. ‘De tactiek weegt nu zwaarder’, doceert Joost. Een verwoestende aanval volgt en onder het toeziend oog van schaakbroeders analyseert mijn tegenstander de diverse combinatiemogelijkheden. ‘Koning d3!’ klinkt het, terwijl het belangrijke stuk zich nog op g1 weet. Ik vraag en bedaard wordt de variant getoond.
Ik vraag Joost wat fraaie staaltjes schaakkunst te tonen en even later wordt een aantal standen gedemonstreerd. Ik krijg een stikmat, pionnendoorbraak en harmonicatruc voorgeschoteld. Zelf doe ik aan de hand van coup Raphael de combinatiekunst van het damspel uit de doeken en laat de prachtige opsluiting van de dam uit het fragment Kovrizjkin – Andreiko zien. Het is ver voorbij middernacht als de avond beklonken wordt aan de bar. Sterke denksportanekdotes rollen over de tong en tegen de klok van twee draai ik de verse A73 op. Dammen en schaken zijn twee prachtige spelen, zo constateer ik voldaan.

De drie pagina's tellende analyses zullen we op een andere manier onder belangstellenden verspreiden.